Er is een hoop werk aan de winkel voor alle stakeholders, concluderen wij na twee jaar project ‘Van bekwaam naar bevoegd’. Het goede nieuws? Er kan al een hoop en we weten samen precies wat er moet gebeuren. Het is daarbij voorwaardelijk dat de verantwoordelijkheden juist verdeeld zijn en de regie goed wordt belegd, maar er is nog een voorwaarde die wij als zeer helpend hebben ervaren: inlevingsvermogen. Wat beweegt een docent, schoolleider, opleider, beleidsmedewerker om te doen wat ze doen? Hoe zorgen we dat we niet wijzen, maar samen optrekken met begrip voor ieders positie en gebruikmakend van ieders passie. In deze blog een praktijkvoorbeeld om dit te laten zien.

Ik heb Jolijn aan de telefoon. Een docent met pabo achtergrond, voornemens om haar 2e graads Nederlands te gaan halen. Ze is een pittige dame die weet wat ze wil, wat ze waard is en waar haar ontwikkelpunten liggen. Ze geeft al enkele jaren Nederlands in de onderbouw. Ze heeft zin om met de opleiding te starten en komt net terug van de open dag van de opleiding bij haar in de buurt waar ze informatie heeft ingewonnen. En nu is ze boos. De voorlichting ging vooral over deeltijd en niet over zij-instroom, terwijl dat een regeling is die veel beter aansluit op haar vraag: dat doen wat ze nog moet doen om haar bevoegdheid te halen en met een goed gevoel aan de slag te zijn op school.

Haar verhaal klopt. Ze komt in aanmerking voor de regeling zij-instroom, waarmee ze op maat een bevoegdheid kan halen. Ze heeft ernaar gevraagd bij een van de aanwezige opleiders. Die gaf aan dat zij-instroom vooral gaat om ‘het snel halen’ van een bevoegdheid en dat ze er bij deze instelling de voorkeur aan geven om studenten meer bagage mee te geven voor een fijne loopbaan in het onderwijs. “Belachelijk! Wie denkt die mevrouw wel niet dat ze is. Ik sta al lang voor de klas!”

Ik snap Jolijn heel goed. Maar ik snap de opleider ook.

Ik snap Jolijn heel goed. Maar ik snap de opleider ook. Ik weet dat Jolijn Nederlands fantastisch vindt omdat het haar de mogelijkheid geeft om met de leerlingen aan hun brede ontwikkeling te werken. Zo gebruikt ze de lessen over debat om in te gaan op geaardheid en laat ze opstellen schrijven over duurzaamheid. Ik vraag Jolijn zich in te beelden hoe het is als er een leerling bij haar de klas in loopt en zegt “Joe juf, leg even uit hoe het kofschip werkt en het bijvoeglijk naamwoord en al dat andere gelul hoef ik niet. Ik heb al een leven, ik kan dat al.” Of het waar is of niet, dat is niet leuk. Jolijn is geen docent Nederlands geworden om kinderen enkel de Nederlandse taal te leren, net zo min als die opleider opleider is geworden om mensen ‘even snel’ aan een bevoegdheid te helpen. Zij is bevlogen, zij ziet dat er veel wordt verwacht van leraren anno 2019 en zij helpt studenten graag om goed beslagen ten ijs te komen. Natuurlijk moet zij in kunnen zien dat mensen als Jolijn dat niet of minder nodig hebben en was het handiger geweest om Jolijn te vragen naar haar ervaring en motivatie, maar wat Jolijn interpreteert als ‘irritante opleider’ is in feite een gepassioneerde collega met een andere doelgroep.

“Ja als je het zo bekijkt…” Ik heb Jolijn geadviseerd om haar opleiders als bevlogen collega’s te benaderen en met hen een team te vormen dat ervoor gaat zorgen dat we meer en meer gepassioneerde, bekwame en daarmee bevoegde mensen voor de klas krijgen in Nederland. It’s a team effort.