Expertmeeting 5: van bekwaam naar bevoegd
Megin Zondervan: de ‘wat doen jullie nu eigenlijk’ reporter op locatie.
Het is volle bak. De vijfde expertmeeting van DNA van de Leraar opent met soep, broodjes en warme quiche. Naar het schijnt bouw je een vertrouwensband op, als je een maaltijd met elkaar deelt. Om mij heen hoor ik al snel voorzichtig mensen peilen wat de mening van hun buren is over het thema: kwaliteit, maatwerk en autonomie; de rol van assessoren en examencommissies.
Pieter Hettema opent namens DNA van de Leraar de avond. Als gespreksleider zal hij deze avond verbinding, verduidelijking en een blik op de toekomst voor elkaar krijgen. Er zijn kopstukken aanwezig van de Inspectie, OCW, examencommissies, van (11!) opleidingsinstituten, de VO-raad en nog veel meer. Partijen die verschillende belangen lijken te hebben, maar onder de neutrale vlag van DNA met elkaar om de tafel willen. Vanavond gaat het om de spanning tussen autonomie, maatwerk en kwaliteit. Is ‘meer maatwerk’ wel te rijmen met ‘goede kwaliteit’? Waar blijft de autonomie van instellingen en opleiders, als de nadruk teveel komt te liggen op kwaliteitstoezicht door de overheid? Wat is de rol van examencommissies? Staan zij maatwerk in de weg – of is dat een mythe?
Als eerste spreekt Francien Berndsen. Zij is aanwezig vanuit de inspectie van het onderwijs en vertelt ons over ‘de knelpunten van scholen met veel onbevoegd gegeven lessen’. Zij presenteert constateringen en bevindingen van de inspectie, en vooral ook een advies. De bevindingen zijn uiteenlopend, zoals de rest van de avond ook zal blijken. Belemmeringen zijn dat een docent nodig is op school, en dus niet zijn bevoegdheid kan halen. Maar ook dat een vacature te klein is om aantrekkelijk te zijn voor een nieuwe docent of dat er, vooral in het VMBO, ‘minder handen’ voor de klas gewenst zijn (één docent die meerdere vakken geeft dus). Het advies van de inspectie is voornamelijk gericht op meer flexibiliteit in de regelgeving, een herziening van de kwalificatiestructuur, meer maatwerk en vooral ook een verbetering van het imago van de leraar.
Ik merk direct dat ik het juiste jargon niet spreek. Deze mensen zijn in gesprek over een kwestie waar zij expert in zijn. De regels, de voorbeelden, de praktijk, de historie en de toekomstperspectieven over een docent van een bevoegdheid voorzien, zij weten er het fijne van en hebben alle kleine lettertjes gelezen. Pieter leidt het gesprek ondertussen verder. Hij benoemt dat het mooi is dat men met elkaar in gesprek wil, en over ‘de olifant’ in de kamer wil praten. Het gezegde wordt aangevuld met: ‘een olifant eet je het beste in stukjes’.
Douwe Jan Douwes, secretaris van de examencommissie Academie Primair Onderwijs, volgt met zijn verhaal over ‘flexibele trajecten en de praktijk van de examencommissie’. Hier begint het gezelschap wat meer op gang te komen. Het valt me op dat er vooral gestruikeld wordt over taalgebruik. Men heeft het vaak over hetzelfde, maar wil het liever de eigen naam geven. ‘Valideren wat iemand al kan’ in plaats van ‘vrijstelling geven’ is een goed voorbeeld. Douwe wijst ons op de waan van de dag. Vroeger, zo’n tien jaar geleden, “wisten docenten van niets en hadden de opleidingen te weinig inhoud”. Nu, zijn er vooral te weinig docenten. Hij waarschuwt om de kwaliteit en inhoud van de bevoegdheid te bewaken.
Er komt direct meer interactie. Er wordt aangekaart dat het VMBO het liefst docenten heeft die meerdere vakken geven. Zoals de PABO onderwijst dus. Kunnen zij niet modulair opgeleid worden? En er zijn eigenlijk ook wel erg veel vakken, 316 om precies te zijn voor het voortgezet onderwijs alleen al. Alette van DNA van de Leraar verft de olifant in de kamer neon roze met haar vraag aan het gezelschap: ‘is het geen tijd voor een generaal pardon?’.
Het valt even stil. Er wordt een beetje gelachen. En er wordt nee gezegd. Vervolgens worden er zaken benoemd die wel zouden kunnen helpen. De huidige afspraken zijn niet flexibel genoeg namelijk. Er wordt veel over en weer gewezen naar de OER (onderwijs en examenregeling). Want als het daar niet in staat, dan kan het in de praktijk niet. De OER moet dus anders.
Peter de Haan, opleidingscoördinator van Windesheim, volgt met een reactie bestaande uit voorbeelden en dilemma’s uit tweedegraads opleidingen. Hij maakt deel uit van een engelstalige PABO opleiding en merkt op: “onze leerlingen zijn overal bevoegd, maar niet in Nederland”. Met zijn voorbeelden uit de praktijk komen ook de emoties los. Verhalen over docenten die al 19 jaar voor de klas staan, en dan ‘vier jaar krijgen’. Dat betekent niet dat ze naar de gevangenis moeten, maar dat ze een volledige vierjarige opleiding moeten volgen ondanks hun ervaring en voorkennis. Direct volgt hierop kritiek van een dame uit een examen commissie: ‘Dat iemand lang voor de klas staat is absoluut geen graadmeter voor ons, dat zegt niets.’. Zij vervolgt met haar eigen voorbeeld over een docent die ook al jaren voor de klas staat en Nederlands geeft. De goede man kan geen samenhangende mail schrijven. Ze gaat verder: ’als examencommissie MOETEN wij conservatief zijn, ik zet mijn naam onder dat diploma. Ouders zijn niet deskundig op dit gebied, en leerlingen zijn dat ook niet. We kunnen zeker flexibel zijn, maar de over de eisen hebben we niks te zeggen.’. Een duidelijk statement. Ook een duidelijk statement komt van Peter als hij afsluit: ‘We bedienen de markt niet goed. 60% van de leerlingen zit op het VMBO.’. Waarom is er eigenlijk geen aparte bevoegdheid voor de VMBO docent, met nadruk op pedagogische en didactische vaardigheden?
Alette kondigt hierna Jan en Jan aan van de Universiteit Twente. Een duo dat meteen goed in hun verhaal zit en wat gekleurde stipjes op de nu toch al knalroze olifant zet. Ze vertellen ons over hun ‘werkpakket 1.2’. Hiermee omzeilen zij ‘de knip’ tussen bachelor en master. De Jan’s stellen dat het wezenlijke verschil tussen een bachelor- en een mastervak eigenlijk niet bestaand is, het is een specialisatie, niet perse moeilijker.
Er wordt enthousiast geknikt. De zaal lijkt het roerend eens. Na even rondvragen van Pieter, is men het toch wat minder eens. Er is toch een behoorlijke kennisbasis nodig om een mastervak te kunnen volgen? Jan en Jan hebben ook alle kleine lettertjes gelezen, en zijn al van start met hun plannen. Vooraf wordt een assessment gedaan, wat kan iemand al? Op basis hiervan wordt een maatwerk traject uitgezet. Op deze manier wordt er geen tijd verdaan. Er wordt door de zaal gevraagd of het eigenlijk een soort pre-master betreft? De Jannen knikken, zo zou je het ook best kunnen noemen. Een zucht van verlichting valt: dit is een goed idee. Pieter vraagt of er direct luid applaus was vanuit de universiteit Twente ‘Ja, eigenlijk wel. Maar dit is onderdeel van een groter plan he? Dus we zijn hier al jaren mee bezig. Eigenlijk gaat het ons niet snel genoeg.’.
Alette heeft geluisterd naar alle partijen en heeft een kritische vraag voor het gezelschap: ‘Is de oplossing niet dat hetzelfde instituut aan voor- én achterkant meet? Dit is een moeilijke kwestie. Verschillende partijen roepen dat het onderwijs dan eigenlijk in zijn geheel anders zou moeten worden georganiseerd. De praktische, en op korte termijn bereikbaardere vervolgvraag komt van één van de Jannen: ‘Wie definieert nu eigenlijk de vakinhoud en het niveau?’.
De laatste inleiding komt van Ruud Duvekot van de Hogeschool Utrecht ‘leren als upskilling pathway’. Hij is enthousiast, en mag ons voorzien van de primeur van zijn plannen (naast de HU zelf natuurlijk). Met hun ‘leren als upskilling pathway’-plannen kan de HU eindelijk handen en voeten geven aan ‘een leven lang leren’. Door beter aan te sluiten bij reeds verworven competenties, en goed rekening te houden met de eigen leerbehoeften van leraren, kunnen zij zich stapsgewijs ontwikkelen naar een bevoegdheid. Voor een buitenstaander als ik klinken de Engelse termen nog net wat verwarrender dan de Nederlandse variant. Na over en weer vragen zoals waar de meetlat voor een bevoegdheid dan ligt (die blijft hetzelfde: het uiteindelijke beroepsbeeld van de leraar) en welke doelgroep er precies voor ogen is gehouden (kandidaten van de zij-instroomregeling) wordt het duidelijker. Het is een goed doordacht plan om vooral samen te werken, maar ook over en weer toezicht te houden op elkaar. Bij de opleiding moeten vorm, inhoud en zingeving hand in hand gaan. Pieter vat samen: de bekwaamheidstoets is dus maar een klein onderdeel van het geheel – de laatste stap in een natuurlijk leerproces.
Nu het programma bijna afgerond lijkt, vraagt één van de Jannen hoe het nu met DNA gaat. Een goede vraag uiteraard. Pieter somt op wat DNA aan het doen is: ‘we brengen de kandidaten in beeld, wat ze nodig hebben, waar ze staan en wat hun verhaal is. Hier leren we veel van, en dat gaan we delen met de buitenwereld. Op dit moment zijn er 150 docenten in ons traject, waarvan 62 zich serieus voorbereiden op aanmelding – of al begonnen zijn. Daarnaast gaan we, met jullie samen, dit soort expertmeetings aan. Aan de hand hiervan kunnen we onze inzichten verdiepen, de basis leggen voor het ontwikkelen van gezamenlijke assessments, en advies uitbrengen.’
Bas de Wit, sr. beleidsadviseur van de VO-Raad, krijgt het laatste woord deze avond. Hij grapt: ’het is net alsof ik een gedicht voor ga dragen’ als hij met zijn notities naar voren loopt. En op gevatte wijze verwoordt hij een complexe avond in een aantal zinnen:
- Alle lof voor de examencommissie – die doen hun taak nauwgezet. Als wij iets anders van hen willen moeten we ook iets anders van hen vragen.
- We moeten oppassen geen kwaliteit te verliezen in de waan van de dag
- Onderschat niet het belang van taal – hoe we de zaken verwoorden
- Onze beeldvorming van de huidige situatie: deze avond heeft hij gehoord ‘er moet iets gebeuren’, ‘er gebeurt al veel’ én ‘er gaat iets gebeuren’. Welke stelling is waar?
- En een belangrijke observatie: als we flexibel willen zijn moeten de regels daar ook op ingericht zijn.
Bas: ‘we zijn hier met een coalition of the willing’. Dat biedt een goede basis voor beweging.
Pieter rondt de avond positief af. We hebben hier allemaal hetzelfde doel. Iedereen in deze ruimte wil kwalitatief hoogstaand onderwijs, dat goed inspeelt op de verschillende kwaliteiten en leerbehoeften van leraren. Examencommissies hebben hun eigen rol, en die vervullen ze zorgvuldig. Zij zien nauwlettend toe op de juiste toepassing van de spelregels die Lerarenopleidingen zelf opstellen. Als we meer maatwerk willen moeten de regels daar ook bij aansluiten. Dan kunnen kwaliteit en maatwerk heel goed hand in hand gaan.
Wat mij als toeschouwer betreft is er winst te halen in onze taal. Want inderdaad, we willen allemaal hetzelfde. We moeten het beestje alleen nog even dezelfde naam geven.
Jan Volbers, tot slot: ‘We zijn het toch wel erg eens, ondanks al die roze olifanten’.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!